1. (de, -’s), palm met zeer grote, ongedeelde bladeren (Manicaria saccifera, Palmenfamilie( )). In de westhelft van Suriname komt troelie plaatselijk voor en dan talrijk (L&Mo 15).
2. (de), dakbedekking bestaande uit de bladeren van deze palm. De meeste Gewone Hegzangers [gadofowroes( )] geven evenwel de voorkeur aan bewoonde plaatsen, waar ze tusschen het ‘troelie’ van kampen ( ) of wel onder de daken van stallen, huizen, beslagruimten ( ), holle palen, in schuttingen enz. nestelen (P&P 1910: 525).
- Etym.: S, van K toeroeli. Oudste vindpl. van 1 Stedman 1796: 128 (E spelling: trooly).