(tijstopte, heeft tijgestopt), wachten met verder varen tot het tij gunstig is. Dan legde de pater het vaak zo aan, dat hij op de Morgenstond [een plantage (A.1) aan een rivier] kwam tijstoppen (Waller 16).
- Etym.: Oudste vindpl. not. van 1761 (S&dS 754). In N veroud. zeemansterm: ‘tij stoppen’ = geankerd blijven liggen gedurende een ongunstig tij (WNT 1940).