(de, -s), strapje (het, -s), schouderbandje aan dameskleding. Die meid met jurk aan d’r b.h.-straps vastgeknoopt (Cairo 1978b: 43).
Fauzia had altijd een onderjurk aan, ( ) en wat hij daarvan zag was het strookje kant waarmee de halsopening was afgebiesd, verder mocht hij zich troosten met vier strapjes die precies op elkaar zaten (Vianen 1972: 11). - Etym.: E strap = riem, band i.h.a.