Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

satijnhout

betekenis & definitie

(i.h.b.:)

1. (de, -), boomsoort met kleine bloempjes in hoofdjes (Brosimum rubescens, Bospapajafamilie). Satijnhout ( ), een hoge boom van het regenbos; kernhout levert een der mooiste Surinaamse houtsoorten, geschikt voor de meubelindustrie (Enc.Sur. 546).
2. (het), hout van deze boom. Zo kwam er hier in vroegere tijden een Frans schip aan, de ‘Duc de Mal’, waarvan de salon bekleed was met Satijnhout en dat was waarlijk een sieraad (Muntslag 147).
- Etym.: De naam heeft betr. op de fraaie glans die het geelachtig roodbruine hout krijgt als men het politoert. Zie hout (a). Oudste vindpl. van 2 Van Schaick 1866: 276. AN s. is ook de handelsnaam voor het hout van enige bomen uit de Citrusfamilie met ongeveer dezelfde eigenschappen.
- Syn. gevlekt satijnhout.
- : gevlekt satijnhout, syn. van satijnhout: z.a.
- Etym.: In Frans Guyana is dit de naam in het F: satiné rubané.

< >