Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

rasper

betekenis & definitie

I.(de, -s) keukenrasp, ev. in één instrument gecombineerd met kormkommerschaaf. 2. rasp als timmermans- en schoenmakersgereedschap.

- Etym.: ‘Raspel’ bet. ‘rasp’ in veroud. AN en in BN, en ‘vijl’ als beeldhouwersterm in BN (zie Van Dale, WNT 1972). Rasper kan ook worden afgeleid van het ww. ‘raspen’: het is dan een 'instrument waarmee men raspt’.

II.(de, -s), gewone lanspuntslang, een bruingrijze, gevlekte gifslang (Bothrops atrox). Zie Moonen e.a. 101.

- Syn. owroekoekoe(slang),-sneki.

< >