Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

rampeneren

betekenis & definitie

(rampeneerde, heeft gerampeneerd), vernielen, beschadigen, bederven (zaken, personen). Want als 't zo ging... hij met z’n driftigheid! Fiets gooiend na’ die kinderen.

Manja aan de wand laten basteren! Stoelzitting rampeneren! (Cairo 1978b: 259). Laan [laten] ze komen rossen , ze mogen met alles komen, ik timmer hun in elkaar, ik rampeneer ze, ik breek hun... (Rappa 1980: 52). -Etym.: In AN en BN veroud.

< >