Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

pataka

betekenis & definitie

(de, -’s), jaagzalm, een langwerpige, rolronde roofvis van kreken en zwampen, kleiner dan de verwante anjoemara, behorend tot de karperzalmen (Hoplias malabaricus). Wim ving de eerste vis: een kwie-kwie, toen een patakka en toen weer een kwie-kwie (A. de Vries 1957 (8): 42).

- Etym.: S. Oudste vindpl. de vernederlandste vorm patakker bij Teenstra 1835 II: 450.

< >