Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

Para

betekenis & definitie

zn., (hist.) een geheimtaal van negerslaven, waarin lettergrepen van normale woorden verlengd werden volgens bepaalde regels. Zie Teenstra 1835 II: 209, de enige vindpl.

- Etym.: Vermoedelijk eertijds gebruikt op de plantages van ‘de Para’

.-Zie ook: Kropina, Vara.

-: de Para, het gebied van de oude plantages (A.1) in het stroomgebied van de rivier de Para en zijn zijkreken. De traditionele samenlevingen van de Para bv. verschillen van die van Creolen elders in Suriname en van die van de Bosnegers, omdat zij hoofdzakelijk zijn samengesteld uit stammen met andere Westafrikaanse achtergronden (Wooding 9).
-Opm.: Dit gebied is niet hetzelfde als het district (1) Para, maar slechts een deel ervan. Samenst. : parakoranti, paramarkoesa; zie ook paragras.

< >