Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

oproerig

betekenis & definitie

bn., roerig, rumoerig, lawaaiig, luidruchtig. ( ) hij maakt ‘bigi presiri’ [S, groot plezier] op het erf, zingt luidkeels een reeks spaanse liederen, schopt samen met ‘sound truck’ (zus Dina Winter) die ontzettend veel van hem houdt en van wie hij een neefje is (zusters kind), een vreselijk kabaal. Het is echt een oproerig stel, die twee (Dobru 1968a: 43).

- Etym.: Vgl. E uproarious, S oproeroe = id. AN o. geneigd tot oproer, tot opstand.

< >