zn., (veroud.) bijna bolvormig, geel of grijs zaad van de struik bonducella of wachteen-beetje (2). Zie Oudschans D.
De naam Awari ontleent het [spel] aan de loodkleurige pitten (awari-siri en ook nickeri geheeten, omdat ze daar overvloedig voorkomen) van Caesalpinia Bonducella (Enc.NWI 63). - Etym.: Deze zaden worden gebruikt als kralen, op Jamaica (en vermoedelijk elders) ook als knikkers. E ‘nickar’, ‘nicker’ kon ook ‘knikker’ bet. (C&L 320). De gevolgtrekking in het cit. genoemd naar het district Nickerie is, althans in deze eenvoudige vorm, vermoedelijk onjuist.