(de, -en), bosmeester, een gifslang met bruinachtige en zwartachtige tekening (Lachesis mutus). Alleen des nachts verlaat de Makkaslang haar hol of schuilplaats om jacht te maken op kleine Zoogdieren, Padden enz. (Penard 1900 II: 34; oudste vindpl.).
-Etym.: Deze slang heeft een stekel (maka, 2) aan het uiteinde van de staart.
- Syn. maka (5), makasneki, kapasislang, kapasisneki, bush-master (1).