Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

loopstok

betekenis & definitie

(de, -ken), wandelstok. Ik ben kortgeleden nog regelmatig in het ziekenhuis geweest en dan kreeg je medelijden met wat je daar op de orthopedische afdeling zag.

Hinkende mensen, kinderen die door de ouders worden gedragen, mensen met krukken of met loopstokken (WS 27-1-1983). - Etym.: Van S wakatiki (waka = lopen; tiki = o.m. stok). Zie ook wandelen. AN I. =
1. (schertsend) been;
2. deel van een haspel.

< >