(de, -nen), (begrip uit de wintigodsdienst) helderziende, ziener of zieneres. De loekoeman weet wat hij zegt, was het scherpe antwoord van mijn vader.
De loekoeman kan in de toekomst zien, denk daarom! (Butner 1959: 26).-Etym.: S(loekoe = kijken; man = man). Oudste vindpl. Hartsinck 1770: 904.
- Syn. loekoe (2).
-Zie ook: bonoeman, obiaman, wintiman, wisiman.