Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

kaartengeld

betekenis & definitie

(het), (hist.) ‘papier’-geld gemaakt van speelkaarten, in gebruik van 1761 tot 1827 (Enc.Sur. 211). De meeste plantaadjen worden bij vast accoord, volgens een zeer vele jaren bestaand gebruik, behandeld; men betaalde vroeger vijftig stuivers en drie guldens kaartengeld, in het jaar per kop ( ) (Kuhn 1828: 50).

- Etym.: Oudste vindpl. not. van 1761 (S&dS 1349).
- Zie ook: kaart, suikergeld.

< >