Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

grof

betekenis & definitie

bn.: i.h.a. verbogen als groffe en groffer i.p.v. AN ‘grove’ en ‘grover’.

Ik had een heleboel papieren poppen. Ik knipte ze van het groffe bruine papier van gebruikte suikerzakken (Roemer1982:190).-Etym.: Ook in Ned., i.h.b. in Noord-Nederland, komt de uitspr. met een korte o voor (WNT 1900). Zie ook: groffe schuur, groffe doeba.

< >