Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

gemakhuisje, gemakshuisje

betekenis & definitie

(het, -s), (verouderend) plee als afzonderlijk gebouwtje. Dan liep ze over het erf verder naar achteren, voorbij het eigenlijke huis.

Onder een pommerakboom stond een afdakje met iets verderop het gemakhuisje (Cairo 1976: 12). Etym.: In AN (ook ‘gemak(je)’) veroud., in BN ‘gemak’ voor W.C. S koemakoisi = id. Vgl. geriefje.

< >