(verleden deelw. van een niet bestaand ww., ‘jassen’; gebr. als bn.), met een colbertjasje aan. Vroeger ging de Hervormde Kerk door voor een ‘deftige kerk'.
Iedereen tenminste de mannen kwam er gejast (WS 12-6-1982). Zie ook: 'gejast en gedast.- : gejast en gedast: staande uitdrukking voor herenkleding bestaande uit kostuum, overhemd en das, ‘wandelkostuum’. Ook aan de oude gewoonte van ‘gejast en gedast’ ter vergadering [van de Staten] verschijnen, wordt steeds minder de hand gehouden (A.J.A. Quintus Bosz & L.L. in Helman 1977: 320). Etym.: Zie gedast, zie gejast. Syn. ‘jas en das’.