Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

cassave, kassave

betekenis & definitie

: bittere cassave (de),

1. een cultuurvorm van cassave, een oorspronkelijk uit Brazilië afkomstig voedingsgewas {Manihot esculenta, Cassavefamilie), met knollen die veel blauwzuur bevatten. Indianen en Boslandcreolen maken uit de wortels vooral cassavebrood, hun hoofdvoedsel; aangezien zij bittere cassave telen moeten de vergiftige bestanddelen eerst verwijderd worden (Ost. 39).
2. knol(len) van deze plant.
-Etym.: De naam is ontleend aan de bittere smaak van de knollen. Oudste vindpl. van 1 1775 (bitter Casavo\ zie De Beet 193), van 2 Hartsinck 1770: 58. S bitakasaba (bita = bitter; kasaba = cassave). Zie ook: zoete cassave, aardvrucht.
-: gebakken cassave, syn. van cassavebrood : z.a. Cit. zie cassavebojo. Etym.: S baka kasaba = lett. id.
-: zoete cassave,
1. een cultuurvorm van cassave, een oorspronkelijk uit Brazilië afkomstig voedingsgewas (Manihot esculenta, Cassavefamilie), met weinig blauwzuur in de knollen. Uit de knollen van zoete cassave bereiden de Javanen: ( ) (Ost. 39).
2. knol(len) van deze plant. Van de [in Suriname voorkomende] wortelknollen worden kentang djawa [Javaanse aardappel], aardappel, bataat, Chinese tajer en zoete cassave verorberd (Enc.Sur. 648).
- Etym.: de naam doet het verschil uitkomen met de bittere cassave: de knollen smaken nl. niet bitter. Oudste vindpl. van 1 1775 (Soete Casaver, zie De Beet 193), van 2 Hartsinck 1770: 58. S switikasaba (switi o.m. zoet; kasaba = cassave). Zie ook: aardvrucht.

< >