: gewoon of groot boshert (het, -en), rood spieshert, een roodbruin hert met korte oren (Mazama americana). Ook het piantagehert, groot of gewoon boshert ( ) wordt sterk bejaagd, maar komt buiten de bewoonde wereld nog in grote aantallen voor (Enc.Sur. 190)).
Etym.: Het is vrnl. een bosdier, meer waargenomen en groter dan het kleine boshert. Opm.: Bij Teenstra (1835 II: 407) riethertebeest.- : klein boshert, syn. van bosgeit: z.a. Meestal heeft het klein boshert een duidelijke dwarskam van haren op het voorhoofd, die bij de andere soorten ontbreekt (Enc.Sur. 191). Etym.: Een bosdier, kleineren minder waargenomen dan het grote of gewone boshert.