(het, -en),
1. vat voor bloem. Meteen victorieuze houding, die Napoleon niet kwaad zou gestaan hebben na Wagram, neemt hij zijn plaats op een blomvat weer in (J.S. Samuels 1904, cit. volgens Doelwijt 1974: 44).
2.inhoud overeenkomende met die van een vat voor bloem. De Spanhoek, die hij goed kende, werd ten tijde van mijn afo (overgrootmoeder) onveilig gemaakt door een ezel met een kinnebak, zo groot als een blomvat (Waller 32).