(beerde, heeft gebeerd), (grof woord) geslachtsgemeenschap hebben.
- Etym.: In AN veroud. Vgl. E to bear = o.m. drukken; to bear down = overweldigen. Syn.: baksen (2); zie aldaar voor andere syn.
- : het beren voor, het moeilijk maken voor, dwars zitten, te pakken nemen. Je zag hem [de examinator] dwingen, moeilijke vragen opzoeken! Hij ging 't voor Roy ‘beren’! (Cairo 1977: 180). Ze wil wraak nemen, omdat ik het voor haar gebeerd heb dat ze met de halve gare loopt (Rappa 1980: 62). Etym.: Zie beren . Het woord kan ook allerlei meer speciale betekenissen hebben, bijv. ‘een hoge rekening presenteren’ en ‘verklikken’.