(de, -’s), respectabele Hindostaanse heer (ook als (aanspreek)titel). De conciërge, een zekere Baba Tadja Panday, een magere korte grijze man van in de zeventig, was behalve conciërge ook nog pandit en politiek adviseur van de regerende Hindostaanse partij (Vianen 1971: 79).
- Etym.: H.
- : baba dragen (droeg, heeft gedragen), (gebr. door niet-Hindostanen) dhoti en kurta dragen, bij uitbr. gekleed zijn als een Hindostaan.
- Etym.: Van baba (NB echter de klemtoon); oudere Hindostaanse heren gaan vaak aldus gekleed. S ‘tjari baba’ = lett. id.