Gepubliceerd op 30-07-2020

Op zijn eigen houtje

betekenis & definitie

op eigen gezag, zonder (de vereiste) machtiging. Men vat houtje in deze uitdr. op als kerfhoutje, kerfstok, en de spreekwijze wil dan zeggen: voor eigen rekening, op eigen risico of gezag, zonder er iemand in te kennen. Van zo’n kerfstok hadden oudtijds winkelier en klant er elk één (Mnl. kerfstoc en wederstoc), en de kerfjes waarmee de schuld werd aangegeven, moesten op beide stokken overeenkomen; als de winkelier alleen op zijn stok, op zijn eigen houtje, een kerf maakte, dan gold dat niet* 1)- In Z.-Nederl. zegt men over zijn hout gaan in de zin van zijn boekje te buiten gaan. Vgl. n° 782, 1382. Fr. de son propre chef; de son autorite; Hd. auf eigne Faust; Eng. on one’s own hook; off one’s own bat.
1) Paul, Wtb. 233: „Sehr üblich war früher ein Spiel, etwas im Spiel Eingesetztes halten; daher es mit einem halten (auf seiner Seite stehen), vielleicht auch viel auf einen halten (also eigentl. solches Zutrauen zu jemand haben, dasz man viel auf ihn setzt, viel mit ihm riskiert).”
1) Een andere, minder waarschijnlijke verklaring gaf H. J. Eymael in Tijdschrift 33, 198.
Van dik hout zaagt men planken,
schertsende omschrijving van het toedienen, resp. krijgen van een pak slaag; het gaat er van dikhout zaagt men planken werd ook wel gebezigd voor: het gaat van de hoge boom af; op flinke wijze. Vgl. Langendijk, Don Quichot 2de bedr., 6de ton.: „’Et heugme nog van flus, dat van dikhout zaegtme planken”. Daar men behoorlijke planken alleen van dik hout, een dikke boom, kan zagen, krijgt de zegswijze van dik hout planken zagen de bet. van: iets royaal, in ruime mate doen, en dit toegepast op slagen: een flink pak slaag toedienen; vgl. van raakum, van patsum, van klinkum, van heb ik jou daar, van je welste, van wat benjeme. Vgl. Hd. jemand holzen, mit Holzbirnen traktieren.

< >