overdr. aanduiding van een kostbaar, dierbaar bezit, enig in zijn soort voor de bezitter. Dit gebruik is, evenals het voorgaande, ontleend aan de bijbel, nl. aan 2 Sam 12:3, waar, in de Statenvert., sprake is van een ooilam, d.i. eig. een wijfjeslam: „De arme hadde gantsch niet, dan een eenich kleyn oylam het at van sijne
bete, ende dronck van sijnen beker, ende sliep in sijnen schoot, ende het was hem als eene dochter.”
Gepubliceerd op 30-07-2020
Iemands ooilam
betekenis & definitie