het gaat niet goed, gemakkelijk, voordelig; het lukt niet. Eigenlijk wil boteren zeggen: tot boter worden, boter afscheiden, van de melk gezegd bij ’t karnen; dial. dat hot niet, dat wil niet hotten, vlotten, het wil niet grutten, vleugen (Zaans); ik kan wel kamen, maar 't buttert niet, ik kan er zo hard mogelijk mijn best op doen, maar voordeel levert het niet op.
Sinds ± 1700 opgetekend. Thans vooral in de verb. het botert niet tussen hen, zij kunnen niet goed met elkaar opschieten, er zijn haken en ogen. Hd. es will nicht buttern.