(Gr. zelotès) IJveraar voor religieuze of ethische denkbeelden; een onverdraagzame geestdrijver. (Oorspr. een lid van een fanatieke, opstandige groepering in Israël, die zich met geweld keerde tegen het regime van de Romeinen. Tot deze beweging behoorde onder meer de apostel Simon de Zeloot).
En toen zij in de stad gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jakobus en Andreas, Filippus en Thomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeus, en Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus (Hand. 1:13).
CV en WV: ‘Simon de Ijveraar’.
Vgl. Mat. 10:4, Mar. 3:18 en Luc. 6:15.