Toon u niet afkerig van de goddelijke gaven. Deze uitdrukking houdt verband met het morren van de Israëlieten tijdens de tocht door de woestijn, toen ze van het manna moesten eten.
En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij (Num. 21:5).