Plaatsen des verderfs. Steden waar goddeloosheid en bandeloosheid heersten, als gevolg waarvan ze met zwavel en, vuur werden verdelgd.
Daarop zeide de HERE: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar (Gen. 18:20). Toen liet de HERE zwavel en vuur op Sodom en Gomorra regenen (Gen. 19:24).
Vgl. Gen. 13:13,18:26, Deut. 32:32, Jes. 13:19, Klaagl. 4:6 en Luc. 17:29.
Opm.: van de naam Sodom zijn verschillende woorden afgeleid. De meeste hiervan behoren tot de volkstaal. Een sodomieter is lett. een inwoner van de stad Sodom. Als sodomieter, sodemieter heeft het ook de betekenis: iemand die op tegennatuurlijke wijze zijn geslachtsdrift bevredigt, in het bijzonder door de omgang met dieren (sodomie, sodomieterij). Het woord werd vroeger ook gebruikt voor homoseksualiteit. Verder noemen we: iemand op zijn sodemieter geven, iemand een pak slaag geven, dat gaatje geen sodemieter aan, dat gaat je niets aan, als de sodemieter, als de weerga, hij is van de trap gesodemieterd, hij is van de trap gevallen, sodemieter op! maak dat je wegkomt!, lig niet te sodemieteren, zeur toch niet zo, sodeju, een bastaardvloek, sodeflikker, sodomiet, iemand die tegennatuurlijke ontucht bedrijft. Een sodomsappel is een symbool der zonde, of een schone schijn van een verdorven kern, maar ook de benaming voor de vrucht van een bepaalde nachtschade (Solanum sodomeum) en van een Afrikaanse heester (Calotropis procera).