(Aram. Pascha, Hebr. Pesach) oorspr. het feest der ongezuurde broden (matses), ter herdenking van de uittocht uit Egypte.
Neem de maand Ahib in acht en vier het Pascha ter ere van de HERE, uw God, want in de maand Ahib heeft de HERE, uw God, u in de nacht uit Egypte geleid. Dan zult gij als Paséha voor de HERE, uw God, kleinvee en runderen slachten op de plaats die de HERE verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen. Gij zult daarbij geen gezuurd brood eten; zeven dagen zult gij daarbij ongezuurde broden eten, brood der verdrukking, want overhaast zijt gij uit het land Egypte getrokken; opdat gij al de dagen uws levens de dag van uw uittocht uit het land Egypte gedenkt (Deut. 16:1-3).
Vgl. Ex. 12:1-30, Lev. 23:5-8, Num. 28:1625 en Deut 16:4-8. De viering van het Pascha begon op Seideravond, waarop, in de huiselijke kring, lamsvlees, ongezuurd brood en bitter kruid (cichorei, andijvie, waterkers, zuring) werd gegeten; dit laatste ter herinnering aan de bitterheid van de slavernij in Egypte.
Het vlees zullen zij dezelfde nacht eten; zij zullen het eten op het vuur gebraden, met ongezuurde broden, benevens bittere kruiden (Ex. 12:8).
Men kan aannemen, dat het laatste avondmaal van Christus met zijn discipelen is verlopen volgens de gebruiken van de Seideravond.
Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten? Hij zeide: Gaat naar de stad tot die en die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha (Mat. 26:17-18).
De CV en WV: het paasmaal houden. Het christelijke paasfeest is geheel het feest geworden ter herdenking van Jezus’ dood en opstanding.
En vóór het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde (Joh. 13:1).
Een overeenkomst tussen het joodse Pascha en ons Pasen is, dat beide de overwinning op dood en ondergang vieren (de joden het doortrekken van de wateren der Rode Zee en het ontkomen aan de Egyptische belagers).