Een jammerklacht. Vijf klaagliederen over de val en verwoesting van Jeruzalem worden toegeschreven aan de profeet Jeremia (Jahwe sticht).
Hoe zit zij eenzaam neder, de eens volkrijke stad; als een weduwe is zij geworden, die machtig was onder de volken; de vorstin onder de landschappen is onderworpen aan herendienst (Klaagl. 1:1).
Opm.: hiermee in verband staande: jeremiëren, weeklagen, jammeren, gejeremieer, geweeklaag, gejammer, jeremiassen, jeremiëren.