Ergernis verwekken. Oorspronkelijk is een aanstoot een voorwerp waaraan men zich kan stoten of waarover men kan vallen, een struikelblok. Daarna ook een aanleiding tot het kwade, tot de val in figuurlijke zin. Vervolgens ook ergernis, ontstemming. Vgl. ook de uitdrukking aanstoot aan iets nemen, zich aan iets ergeren.
Doch Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen (Mat. 16:23).
In de CV: ‘Ga weg van Mij, satan; ge zijt Mij een ergernis'. Wij geven in geen enkel opzicht enige aanstoot, opdat onze bediening niet gesmaad worde, maar wij doen onszelf in alles kennen als dienaren Gods (2 Kor. 6:3-4).
Vgl. o.m. Jes. 8:14, Mat. 17:27, Rom. 14:13, 1 Kor. 8:9, Fil. 1:10, 1 Petr. 2:7.