De zijne.
Ergens het zijne van denken.
Ergens het zijne van willen hebben.
Ergens het zijne van willen weten.
Het zijne.
Het zijne van iets zeggen.
Hij heeft het zijne gedaan.
leder het zijne.
leder het zijne geven.
leder het zijne gunnen.
Iemand het zijne geven.
Je mag wel stelen, maar je moet elk en een het zijne laten.