De pijp uit gaan
DoodgaanZijn laatste pijp roken
Spoedig zullen stervenZijn laatste pijp roken
(Z.N.) Op het punt zijn van te sterven; ook: aan het einde van zijn geld zijnZijn laatste pijp roken
(Z.N.) Aan het einde van zijn geld zijn; ook: op het punt zijn van te stervenEen zware pijp roken
Veel onaangenaams ondervinden van iets dat men zichzelf heeft aangedaanEen lelijke pijp roken
Straf, moeite, onaangenaamheid ondervinden. Vermoedelijk wordt bedoeld: een zware pijp roken, waar men misselijk van wordtIn de pijp branden
Letterlijk gezegd van een uitdovende kaars. Overdrachtelijk voor: aftakelen, oud wordeneen lelijke (zware) pijp roken
de jongen die nog geen rijbewijs had, werd door de politie aangehouden, toen rookte hij een lelijke (zware) pijp: hij kwam door zijn eigen schuld in grote moeilijkheden.Hij heeft zijn pijp uitgeklopt
(Z.N.) Hij is gestorvenDe pijp aan Maarten geven
De moed verliezenNu zal mijn pijp uitgaan!
Als uitroep van verwondering, vooral als men tegengesproken wordtGeen pijp (fluit), geen dans
Hetzelfde als: geen geld - geen Zwitsers, hetgeen betekent: voor wat hoort wat, niets voor nietsLeven met pint en pijp
Niet werken (herbergen bezoeken en pijpen roken)De pijp aan Merten geven
De zaak opgevenZijn kaars brandt in de pijp
Zijn levenseinde nadertZijn kaars brandt in de pijp
Zijn leven nadert het eindeHij heeft zijn laatste pijp gerookt
Hij is gestorvenDat is geen pijp tabak waard
Dat is niets waardZijn kaars brand in de pijp
Zijn leven nadert het eindeEen sigaar, sigaret, pijp, lantaarn opsteken
Dit ‘opsteken’ moet kennelijk ‘aansteken’ luiden. Wanneer in plaats van het onpersoonlijk ‘een’ het persoonlijk ‘mijn’ wordt gebezigd, wil men gewoonlijk wel van ‘aansteken’ spreken. Dit ‘opsteken’ is...Lees meer