Manier van leidinggeven, afhankelijk van de persoonskenmerken, de mensvisie (wijze waarop je tegen je medemens aankijkt) en het vakconcept van de leidinggevende. We onderscheiden verschillende leiderschapsstijlen:
- autoritaire leiderschapsstijl: manier van leidinggeven waarbij alle beslissingen door de leidinggevende worden genomen en waarbij de medewerkers op geen enkele wijze participeren in de besluitvorming.
- democratische leiderschapsstijl: collegiale leiderschapsstijl; manier van leidinggeven waarbij de leidinggevende de leiding behoudt, maar de medewerkers voldoende ruimte geeft voor eigen verantwoordelijkheden en ze laat meebeslissen in de besluitvorming.
- laissez-faire: passieve, toegeeflijke en onverschillige leiderschapsstijl; manier van leidinggeven dat eigenlijk geen ‘leidinggeven’ mag heten omdat de leiding gevende de medewerkers volstrekte vrijheid geeft en zich - tenzij hier nadrukkelijk om gevraagd wordt - van elke inmenging onthoudt.
- participerende leiderschapsstijl: manier van leidinggeven waarbij de leidinggevende weliswaar de beslissingen neemt maar niet nadat hij de wensen van de medewerkers heeft verkend waarmee hij bij zijn besluitvorming rekening houdt.
- steungevende leiderschapsstijl: manier van leidinggeven waarbij de leidinggevende er alles aan doet om een hechte band tussen de medewerkers te bewerkstelligen, stimulerend optreedt en ondersteuning geeft bij de taakuitvoering.
Daarnaast onderscheiden we het situationeel leiderschap waarin de leidinggevende, afhankelijk van de situatie, een keuze maakt voor een bepaalde leiderschapsstijl. De stijl die de leidinggevende in eerste instantie gebruikt, noemen we voorkeursstijl. De mate waarin de leidinggevende in staat is van stijl te veranderen, noemen we stijlflexibiliteit.