‘Onze Alpentocht over de daken der Breestraat begon in het vergeetboek te raken. En toch hadden wij bij die gelegenheid wel van ons doen spreken.
Ja, die klauterpartij! Als ik er aan terugdenk duizelt het me nog. We waren uit een der dakvensters van de kroeg geklommen, onderling verbonden door een touw om ons middel, met lange stokken, zware schoenen, hoeden met veertjes en onze broek tot op de knieën om het Tyroler beeld te volmaken.’ (Vijf fantastische vertellingen, Rotterdam 1947, blz. 37)In bovenstaande regels, waarmee de schrijver F. Bordewijk (1884-1965) een van zijn Vijf fantastische vertellingen opent, komt de uitdrukking in het vergeetboek raken voor. Over iets dat in het vergeetboek raakt, wordt niet meer gedacht of gesproken; zou het dan wel in een boek (al is het dan een vergeetboek) moeten worden opgetekend? Dat het woord ‘vergeetboek’ als een (bittere?) variant op het doodboek of dodenboek, zoals in vroeger tijd het kerkelijk overlijdensregister werd aangeduid, verstaan moet worden, leert ons echter de Middelburgse predikant Carolus Tuinman ((1659-1728) in zijn boek De Nederduitsche Spreekwoorden (Middelburg 1726, deel 2, blz. 239, 240):
‘Hy is in ’t doodboek geraakt. Dat is, hy is getelt en gerekent onder de dooden, die men geheel vergeet. Zo zegt men ook: ’t is in ’t vergeetboek geraakt. (. . .)’.