Wie ontbijt met een sigaret, neemt een vliegende boterham. Deze oude, maar geenszins verouderde uitdrukking kreeg van de Middelburgse predikant Carolus Tuinman (1659-1728) in zijn werk De Nederduitsche Spreekwoorden (Middelburg 1726, deel 2, blz. 51) de volgende toelichting:
‘Dat wil zeggen, hy rookt een pyp tabak. Men heet die boertende een boterham, om dat liefhebbers zich daar mede ontnuchteren, gelyk geschied met een boterham. Zy zyn, zeggen ze, daar van gehert; en veel zouden liever een boterham missen, dan zulk een pypje. Vliegende ziet op den rook.’.