Een menistenleugen zouden we iets eleganter en met hetzelfde recht een menistenwaarheid kunnen noemen. Met een menistenleugen bedoelen we een uitspraak waarmee als antwoord op een vraag in zeer beperkte zin oprecht wordt geantwoord, terwijl men veinst de bedoeling van de gestelde vraag niet te vatten.
De waarheid die de andere partij wenst te vernemen, wordt dus verzwegen. Naar het schijnt moet de oorsprong van de uitdrukking worden gezocht in de schranderheid en behendigheid waarmee in de zestiende eeuw de volgelingen van Menno Simonsz. het geven van directe antwoorden op de vragen van de inquisiteurs wisten te vermijden. Wat men onder een menistenleugen precies verstond, blijkt overduidelijk uit een pamflet dat in 1610 in Franeker verscheen en dat tegen deze Menisten (of doopsgezinden) was gericht.Hierin vindt men de volgende explicatie:
‘Vraeght men tot een huys, nae een persoon, die sy niet willen bekennen, dat hy in dat huys is, so sullen sy haer handt inden wanbays, diefsack, mouwe, ofte op een ander plaetse steken, ende seggen, hy is hier niet, ofte sy sullen haer hant aen den hals, onder den schorteldoeck, of te anders elders aent lijf legghen, ende segghen dan, hy is hier niet. T’ is wel waer, daerse met den handt tasten, daer is hy niet, want sy seggen niet, dat hy in dat huys niet en is: ende alsoo bedrieghen sy die luyden.’ {Spreekwoorden, Zutphen 1943, nr. 1500)
Er zijn overigens in onze taal meer woorden die direct aan de Menisten herinner(d)en: een menistenkoek was in de zeventiende eeuw een peperkoek, men sprak van menistenblauw en een (zoete) menistenboterham. Een menistenzusje is een stemmig, ingetogen meisje én is tevens de naam voor het bescheiden porseleinbloempje (saxifraga of steenbreek). De Menistenhemel ten slotte heet sinds de zeventiende eeuw een reeks buitenplaatsen aan de oostoever van de Vecht nabij Nieuwersluis, waar zich in vroeger tijd een aantal welvarende Menisten metterwoon had gevestigd.