Wie de smoor in heeft, heeft het slecht naar zijn zin of wrokt over een tegenvaller. Het woord smoor betekende in oorsprong ‘nevel’ of ‘mist’.
Hieruit ontwikkelde zich een betekenis ‘benauwde walm’, en daaruit weer het begrip ‘verstikkend gevoel’, hetgeen de inhoud van de zegswijze voldoende duidelijk maakt.