(vnl. jeugdtaal) gek iemand; dwaas. Komt ook voor als bijvoeglijk naamwoord en als uitdrukking: helemaal wous zijn aan iets of iemand.
Marihuanarokers worden nog steeds gestigmatiseerd. Ja, Koos Koets, die sfeer. Het hippiehoekje, de wous. (Algemeen Dagblad, 08/06/1993)
De meeste Hollanders denken sowieso dat iedere kunstenaar een halve wous is. (Jaap Scholten, Aad Donker, The Gentle Giant. Gepubliceerd in Vrij Nederland, datum niet bekend)