weinig zindelijk persoon. Eigenlijk gezegd van honden die niet tot een bepaald ras behoren.
‘As u ’t tegen mijn het, flap-medam van ’t jaar nul, mot je eerst an ’n nieuw gebit zien te kommen! ’k Zou me laatste verstandskies na binnen hijschen, voor je ’m kwijt raakt, vullisbak-ras!’ Fijn. De adem snoof op proesten af door z’n neus. Vullisbak-ras. Lekker. Ze had ’r niet van terug, ’r Tong was van schrik zeker achterover in ’r huig gesukkeld... (Herman Heijermans, Droomkoninkje, 1924)
Ze was op een morgen ijverig aan het matjes kloppen geweest toen haar benedenbuur plotseling hardop in de tuin had geroepen: ‘Je kan goed zien dat het vuilnisbakkenras weer thuis is, die vieze klodder!’ (N. Utrechts Dagblad, 14/08/1956)