Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

vreethals, vreetzak

betekenis & definitie

gulzig iemand; veelvraat. Syn.: doorjager, drafzak, holle darm, mestvorken, schrokhans.

Wat ’n vreetzak. (De Groene Amsterdammer, 05/05/1901)

Zo, ouwe egoïstische vreethals! (M. Remacle, Ouwe Niek en Zwartbaard. In vlammende woede, 1974)

’s Avonds eten we in het paleisje bij An & Eric & Hanneke. Ik verheug me er op, net zulke vreetzakken als wij. (Anja Meulenbelt, De schaamte voorbij, 1976)

< >