Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

truus (1)

betekenis & definitie

vrouwelijk type homo. Soms als aanspreekvorm.

Truzen betekent ‘nichterig of fatterig doen’.Niet zeiken Truus, kappen zei ik. (Chris Bos, De woede van de bassist, 1992)

’t Is een Truus van hier tot Tokio, maar met een stem als een kathedraal, (www.euronet.nl, 19/04/2005)

< >