(jeugdtaal) beugeldrager (-draagster). Syn.: beugelbekkie.
De vijftienjarige noemt met enig plezier alle scheldwoorden die op het schoolplein klinken. ‘Beugelbekkie, staalhapper en treinspoor.’ Hij roept ze allemaal tegen zijn broertje. ‘Die pestte mij vroeger ook.’ (De Volkskrant, 14/02/1998)