(verouderd) futloze kerel; een jansalie. In het citaat hierna wordt Potgieter geparafraseerd.
In de zeventiende eeuw hebben we hier onze best gedaan, sindsdien is Jan Courage door Jan Salie opgevolgd, en deze patroon aller slaapmutsen, aller soepjurken, aller sloffen ten onzent om een kwalificatie van Potgieter te gebruiken spreekt nog immer zijn woordje mee zoodra Jan Kordaat met een flink frisch plan voor den dag komt. (Het Vaderland, 7/01/1922)
Het staat trouwens vast bij deze jongelui, dat het overige van het menschdom, dat uit koekenbakkers, soepjurken, zwamneuzen, neepjesmutsen, lamme idioten, oude pruiken en dergelijke hoogwaardigheidsbekleeders bestaat, volstrekt niet bij machte is hen naar waarde te schatten. (Het Centrum, 11/07/1928)