iemand die slordig gekleed gaat of die in zijn handelingen slordig is. Merkwaardig is dat een vos eerder bekendstaat om zijn sluwheid.
Volgens J.H. van Lessen (Samengestelde naamwoorden in het Nederlandsch, 1928) is het woord verwant aan het Oostfriese sludderbüksen (een wijde fladderende, slaphangende broek en bij overdracht een slordig mens). Het deel slodder zou dan later geherinterpreteerd zijn als ‘slordig’.
Het scheldwoord heeft dus meer te maken met een kledingstuk dan met een dier.Een meisjen! ha! ha! de meisjens zullen u zien komen! zulk een pedant sloddervos, die er uitziet als een morsige Schot: je bent een lief platjen voor een rijk meisjen! (Betje Wolff, Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut, of de Gevolgen der Opvoeding, 1793-1796)
Mary was nu eenmaal een sloddervos, ja men mocht zeggen een sloddervos, al was ze verder natuurlijk een perfect wijf. (Simon Vestdijk, Het verboden bacchanaal, 1969)