onvriendelijk persoon; zeurpiet; pietlut.
Een verbastering van het Franse chicaneur. Het bijvoeglijk naamwoord sikkeneurig (zeurderig; vitziek) vinden we al terug bij M.J. Brusse (Boefje, 1903).
Waag het niet om vraagtekens te zetten bij de kwaliteit van zo’n film. Wie zeurt is een sikkeneur. (NRC Handelsblad, 21/04/1993)
Wat een stelletje sikkeneuren, zeg. (HP/De Tijd, 12/10/2001)