Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Parag, parg, pargkop

betekenis & definitie

(meestal voorafgegaan door vuile) jood; armoelijder; onaangenaam individu. Volgens de Beer & Laurillard ook gebruikt voor iemand die zich welgesteld voordoet, doch arm is.

De oorspronkelijke (Bargoense) betekenis was echter: zeer hoofd, schurfthoofd: ‘Het moest erop lijken of ik een ‘parg’ had, zoals een “zeer hoofd” in de jodenbuurt genoemd werd.’ (Siegfriedvan Praag, Een lange jeugd in joods Amsterdam, 1985). Het woord is afgeleid van het Jiddische parch.Zie ook parg.

En zoals men in het Amsterdamsche ghetto, wanneer er ‘matschudding’ in de buurt is, de kinderen Israëls elkaar hoort schelden voor smous, leip, parg, zoo kan men, als er ‘mikmak’ is in de lndo-wijk Krembangan te Soerabaja of in Kemajoran te Batavia, de Indo’s elkaar hooren bombardeeren met het geheele scheldwoorden-vocabulaire, dat in den loop der eeuwen door pigmentvreters is uitgevonden: katjang, lip-lap, blauwe, klipsteen, kakkerlak enz. (De Groene Amsterdammer, 07/01/1922)

Maar waar bleef die arme parg van een Josua Hereira. (Israël Querido, Het volk Gods, 1932) Geen wonder dat ze jullie in Duitsland eruit trappen, vuile parg! (Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest, 1965)

< >