week iemand; zwakkeling; verwend persoon. Letterlijk: kind dat de borst niet heeft gehad maar met pap werd groot gebracht.
In het Zuid-Afrikaans is een lafaard een papbroek.‘Wel, man! ben jij nog zoo een papkindje?’ vroeg Bastiaan met een opgetrokken lip. (C.E. van Koetsveld, Verspreide kinderverhalen, 1885)