iemand met een bleke gelaatskleur; ongezond ogend persoon. Het eerste woord wordt vooral in Leiden gebruikt.
En teer gebouwd dat die jongetjes zijn!! Even een stootje en ze liggen voor munt. ’t Is waarachtig, of ze broodpap in d’r botten hebben.
En nou de voorhoede. Wil je wel geloven, dat ik er ’s nachts akelig van word als ik aan die meelpitten denk? (Godfried Bomans, Oude en nieuwe buitelingen, 1970)