(Bargoens) suf persoon. Endt (1974) vermeldt meelkever en meelturk.
Meelmuis was vroeger in de soldatentaal ook een aanduiding van een infanterist. In die betekenis werd het woord al opgetekend door Harrebomée.
In Den Haag gebruikt men de uitdrukking als een meelmuis voor ‘dronken’.Dat lorrige stelletje meelmieters loopt maar te sleepzwanze. (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935)
Moetje dat stelletje meelbieten zien zitten! Eén tante, één mallotige Franse actrice en wat oude heren; allemaal zo amusant als opgezette vissen. Dat wordt beslist het sufste luchtreisje, dat ik ooit gemaakt heb... en ik heb heus wel wat gereisd. (Willy van der Heide, Een overval in de lucht, 1950)
Dat is dan onze vertegenwoordiger voor het buitenland. Mooi dat wij zwaar voor schut staan als we zo’n meelworm sturen. (Jan Cremer, Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)